In de dataset COPD wordt onderscheid gemaakt tussen a) kernmeetinstrumenten in de MDS; b) meetinstrumenten die alleen worden toegepast wanneer ze relevant zijn voor het behandeldoel; en c) meetinstrumenten die in pilotvorm getest kunnen worden. Deze set is in een voorgaand project met alle stakeholders ontwikkeld, waarbij als basis bestaande sets van uitkomsten en indicatoren zijn gebruikt
AD a: De kernmeetinstrumenten bestaan uit 6-Minuten Wandeltest (domein fysieke capaciteit), de CCQ (domein kwaliteit van leven), de Global Perceived Effect (domein patiëntervaringen) en een structuurmaat (eisen ten aanzien van de fysiotherapeut die patiënten met COPD behandelt en inrichtingseisen). Daarnaast is er een beperkt aantal procesvariabelen opgenomen van belang voor casemix-correctie. Voor het in kaart brengen van het patiëntprofiel wordt de indeling van lichte, matige of ernstige klachten gehanteerd op basis van de criteria van de zorgstandaard COPD. De zorgstandaard beschrijft een indeling in profielen op basis van een aantal kenmerken, die gerelateerd zijn aan de ziektelast (licht, matig/ernstig).
AD b: Fysiotherapeuten beschrijven de doelen voor de behandeling en afhankelijk van de gestelde doelen worden metingen met specifieke meetinstrumenten ingevuld. Dit zijn de Quadricepsmeting en de MRC voor dyspnoe. Quadriceps spierkracht is een optioneel instrument voor herhaalde meting indien spierkrachtverbetering behandeldoel is. De MRC is een optioneel instrument voor herhaalde meting en dient alleen ingevuld te worden indien kortademigheid een behandeldoel is.
AD c: Het meten van de fysieke activiteit wordt getest met een stappenteller in een pilot, aangezien het vergroten van fysieke activiteit een belangrijk doel van de fysiotherapeutische interventie is en daarmee ook een belangrijke uitkomst. De ziektelastmeter COPD zal ook in een vervolgpilot worden opgenomen. De reden hiervoor is dat de fysiotherapeuten niet met dit instrument bekend zijn en dit ook nog niet in de EPD’s is geïmplementeerd. De toepasbaarheid in de praktijk kan in een pilot verkend worden. De stappenteller en ziektelastmeter zal bij een selecte groep deelnemers worden afgenomen. Een selectieve groep praktijken zal hiervoor worden benaderd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vastgestelde concept minimale dataset en het bijbehorende meetprotocol.
Concept minimale dataset COPD
Domein |
Minimale dataset fysiotherapie COPD |
Meetprotocol |
|||
|
|
Intake |
Elke 3 mnd1 |
Afsluiting |
|
|
A: Kernmeetinstrumenten |
|
|
|
|
Fysieke capaciteit |
6-Minute Walk Test (6 MWT) |
X |
X |
X |
|
Kwaliteit van leven |
Clinical COPD Questionnaire (CCQ) |
X |
X |
X |
|
Patiëntervaringen |
Global Perceived Effect (GPE) (ervaring en tevredenheid |
|
X |
X2 |
|
Achtergrond-variabelen |
Vastleggen van behandeldoelen, achtergrondgegevens zoals longaanvallen afgelopen 12 maanden en comorbiditeiten, indeling in profielen op basis van de zorgstandaard |
Eenmaal per jaar |
|
|
|
Structuur |
Eisen ten aanzien van de fysiotherapeut die patiënten met COPD behandelt en inrichtingseisen |
Eenmalig op praktijk niveau |
|
|
|
|
B: Meetinstrumenten die alleen bij relevantie voor behandeldoel worden toegepast |
|
|
|
|
Spierkracht |
Quadricepskracht (met Microfet) |
X |
* |
* |
|
Kortademigheid |
Medical Research Council Dyspnea (MRC) |
X |
** |
** |
|
|
C: Meetinstrumenten die in pilotvorm getest worden |
|
|
|
|
Fysieke activiteit |
Meten van fysieke activiteiten met een stappenteller (in een pilotgroep)3 |
||||
Overall |
Ziektelastmeter COPD (in een pilotgroep)3 |
1 Alleen van toepassing indien de behandeling langer dan 3 maanden duurt
2 Bij patiënten die > 12 maanden onder behandeling zijn wordt deze meting ieder jaar uitgevoerd
3 Meetprotocol wordt in de pilot bepaald
*Alleen relevant indien spierkrachtverbetering behandeldoel is
** Alleen relevant indien kortademigheid een behandeldoel is